Herdenkingsdag en begrafenis Bram IJzerman 9 mei 1945
De Herdenkingsdag en begrafenis *
De herdenkingsdienst in de Herv. Kerk
Woensdag 9 Mei. . . Zonlicht over het dorp. Het stralende zonlicht van een zomerse Meidag. Schrijnende tegenstelling met de halfstok gehesen vlaggen. De roerloos neerhangende vlaggen. . . Mensen langs de kanten van de wegen. Mensen in stille afwachting. Rouw is er in de harten, rouw hangt er over het dorp. Dan het aanzwellen van orgeltonen door de geopende kerkdeuren. Het sombere zingen van dodenliederen.
In de Hervormde Dorpskerk, bedekt onder een schat van bloemen, de vijf doden.(1) Broederlijk naast elkaar opgesteld. Naast de kisten de trouwe ondergrondse wachters, roerloos als beelden, de dodenwacht. Kameraden van hen die heengingen. . . Padvinders wijzen de plekken, en als laatste nemen de familieleden plaats.
De dodenwacht
Op verzoek van de familie ’s leidde Ds. M. J. van Dijken, gereformeerd predikant te Nunspeet de herdenkingsdienst waarin tijdens de uitvoerige herdenkingsrede werd stilgestaan bij hoe Bram IJzerman z’n vader Pieter IJzerman, Bakker, Vierhout en Bram Baar tijdens de oorlogsjaren niet hebben terug gedeinsd en met groot levensgevaar hun opdrachten vervulden op een terrein dat geheel in de macht van de vijand was. En hoe onverzettelijk ze hebben gezwegen toen ze eenmaal gearresteerd waren waardoor velen hun noodlot bespaard is gebleven. Ook refereerde de voorganger aan de laatste vergadering waarin hij over het ondergrondse werk met “Opa“ Bakker sprak en waarin Bakker aangaf te zullen tekenen voor allen en de volle verantwoordelijkheid voor de zaak te dragen waarover het handelde. Want zo voegde hij er aan toe: ,,Het is beter dat ze mij, een oude man, pakken, dan jullie allen, die nog jong zijt”. Na de (hier niet geheel beschreven) toespraak werden de gevallenen met enige minuten stilte herdacht. Na het zingen van ,,Een vaste burcht is onze God”, ging de voorganger in gebed voor en werd tot slot van de herdenkingsdienst staande het ,, Wilhelmus van Nassauwen” aangeheven.
Het defilé langs de gevallenen
Vervolgens defileerden de aanwezigen langs de baren en tot slot nam de Nunspeetse bevolking afscheid van hun doden. Onder grote belangstelling vond hierna vanuit de kerk om 11.30 de begrafenis plaats van de gevallenen Vierhout en Baar.
De begrafenis vanuit het kerkgebouw
De laatste gang van een illegaal werker
Het was een plechtige stoet, die ’s middags door de straten van Nunspeet trok. Voorafgegaan door leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten., onder commando van A. de Zeeuw, volgde de lijkkoets met den heer IJzerman, geëscorteerd door leden van het personeel der Veluvine-fabriek. Bram werd door zijn padvindersvrienden en vriendinnen begeleid. Zijn hoed en das werden als symbool in de stoet meegedragen. Dan een krans gedragen door een padvinder en padvindster en daarachter een wagen met een schat van bloemen, een laatste eer aan twee strijders voor het vaderland. Een deputatie van de luchtbeschermingsdienst liep eveneens in de stoet mee. Bij de fabriek werd een grote krans van het personeel aan de lijkkoets gehaakt. Dan reed IJzerman voor de laatste maal langs het gebouw, waarin hij 25 jaar directeur was geweest. De halfstok gehesen vlag voor de fabriek bracht een droevige afscheidsgroet. Weer klonken de schoten van het vuurpeleton, tweemaal kort en scherp. Een dubbel saluut aan vader en zoon.
Het vuurpeloton van de N.B.S.
Op de begraafplaats sprak de heer Ristjouw namens de verffabriek en roemde o.a. de wijze waarop IJzerman erin was geslaagd het voltallige personeel uit handen van de vijand en in dienst van de fabriek heeft weten te houden. Vervolgens sprak burgemeester Martens dezelfde rede uit als aan het graf van Vierhout en Baar en kwam tandarts van der Linde als goede vriend aan het woord. Namens de afd. Nunspeet van Volksonderwijs sprak meester J. Meyer zijn dank uit voor hetgeen IJzerman als voorzitter v oor de vereniging heeft betekend.
Het eresaluut
Toen sprak Hopman H.M. Franssen namens de padvinders:
Op de wereldjamboree, die in 1937 in ons land werd gehouden, waren bijna alle landen ter wereld vertegenwoordigd. En de enkele uitzonderingen, die er waren, wekten geen verbazing. Want niet werden aangetroffen padvindersdelegaties uit Duitsland, uit Italië, uit Japan. Deze absentie typeert de landen.
De padvinderij streeft naar een wereldbroederschap, een broederschap, gebaseerd op drie peilers: God; trouw jegens de medemens; trouw aan die vormen van ridderlijkheid, die vanuit oude tijden tot ons kwamen en voor de padvinders vastgelegd zijn in de padvinderswet.
Duitsland kende geen wereldbroederschap, wel een waanzinnige rassentheorie; Duitsland erkende geen God, hoogstens een Germaanse voorzienigheid; Duitsland kende helemaal geen begrippen van fatsoen, wel concentratiekampen, marteling, vervolging.
Het was dus geen wonder, dat de Nazi’s in Duitsland geen padvinderij dulden; het was geen wonder, dat zij direct na de bezetting de padvinderij in Nederland verboden.
Maar het was ook geen wonder, beter gezegd, het was vanzelfsprekend, dat juist in de padvinderskringen zulk een krachtig verzet tegen het hakenkruistuig rees.
Zo heeft Bram het ook gevoeld. Zo heeft hij zijn plicht als padvinder volkomen verstaan. Hij moest strijden tegen het onrecht.
Wij de padvinders staan nu aan zijn graf. Wij zijn diep bedroefd, maar zijn er tevens trots op, dat hij op deze wijze van ons ging. Wij zijn er trots op, dat hij zijn vaderland durfde dienen, wetende welke de consequenties konden zijn.
Moge Bram’s offer niet tevergeefs zijn. Moge het wakker schudden, die slappe jeugd, die wij in de oorlogsjaren hebben leren kennen. Een jeugd, die enkel vroeg naar shag, Duitse films, Ausweisen. Moge het de jeugd klaar wakker maken en doen beseffen, dat er voor de jongeren toch zo’n heel belangrijke taak is weggelegd bij de wederopbouw van ons land.
Bram, wij nemen afscheid van je. In het eenvoudige verstaan van je plicht, was je ons een lichtend voorbeeld. Wij zullen trachten ook onze plicht te doen. Rust zacht.
Akela Kaptein bracht daarna een laatste groet aan haar gevallen ,,welp” en legde als laatste herinnering een krans op zijn graf neer.
De heer Ad. Kok dankte namens de familie de aanwezigen en de sprekers voor hun betoonde belangstelling.
*Bovenstaande foto’s en gedeelten van de tekst zijn overgenomen uit het herdenkingsboek Wij herdenken dat onder redactie van (Baghera) Henk van der Duim voor het eerst in Juni 1945 is uitgegeven.
(1) Bij het monument op de begraafplaats zijn zes graven. Het zesde graf is van Hendrik Franken hij is gefusilleerd bij de Woeste Hoeve als vergelding na de aanslag op Rauter. Hij is pas later op 31 mei begraven.